De goudprijs bereikte dit weekend een nieuw record, met een intraday piek van 2140 dollar per ounce. De goudmijnen noteren echter ruim onder de piek van eind 2011, terwijl goud deze oude piek al een paar keer achter zich heeft gelaten.

Waar goud zo’n 25% hoger staat dan eind 2011, staan de goudmijnaandelen (de goudmijnindex GDX) bijna 50% lager. Hoewel we denken dat dit grote verschil wel een keer kleiner zal worden, zijn er een aantal logische verklaringen voor waarom deze zo uit de pas zijn gelopen.

Een van de belangrijkste redenen zijn de hogere kosten voor het mijnen. De energiekosten, machinekosten, arbeidskosten, kosten voor economische studies (feasibility studies), vergunningen, en exploratiekosten zijn fors toegenomen. Deze kosten zijn harder gestegen dan de goudprijs.

De grote mijnbouwers hebben daarnaast dure overnames gedaan, wat ze mede gefinancierd hebben door aandelen uit te geven. De junior goudmijnen moeten voortdurend geld ophalen om verder te kunnen met exploratie en ontwikkeling. Hierdoor treedt er ook verwatering van de aandelen op.

Ondanks de veel te dure overnames en mega investeringen in nieuwe projecten, is de productietrend van de grote goudproducenten omlaag en daalt deze bijna al zo’n 15 jaar achter elkaar. De voorraden van grote mijnen nemen af, evenals het aantal nieuwe ontdekkingen.

Goudmijnbedrijven moeten continue hun reserves bijvullen om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen. Dit is steeds moeilijker gebleken en de goudreserves van de goudmijnbedrijven zijn fors afgenomen. Dit leidt dan weer tot (dure) overnames om hun reserves aan te vullen.

Andere factoren waar goudmijnbedrijven mee te maken hebben zijn lokaal verzet, stakingen, en het vergunningsproces. Hoewel het opgelopen verschil te verklaren valt, zal het naar verwachting weer een keer kleiner worden. De selectie van de juiste goudmijnen is dan cruciaal.