Op het eerste gezicht lijkt de Chinese economie op volle toeren te draaien. Het nieuwe BBP voor het eerste kwartaal liet een indrukwekkende groei van 5,3 % op jaarbasis zien, ruim boven de meeste prognoses. Er valt echter een kritische noot te maken.

Het grootste deel van die opleving kwam namelijk in januari en februari, voordat er in maart een terugval kwam, consumenten minder kochten, en ook de productie in de verwerkende industrie daalde. Het kan dus zijn dat die opleving tijdelijk was en alweer voorbij is.

Een aantal ‘China-watchers’ signaleren dat de sterke kwartaalgroei beleidsmakers wel eens een vals gevoel van vertrouwen zou kunnen geven, en dat de inspanningen die moeten gebeuren om China’s chronische problemen aan te pakken daardoor zullen worden uitgesteld.

Ondanks de ogenschijnlijk goede kwartaalcijfers kampt China met een vastgoedzeepbel die langzaam leegloopt. Ook de cementproductie voelt de vastgoedcrisis. Deze productie daalde in maart fors met 22%, de grootste maandelijkse daling ooit, wat de aanhoudende huizencrisis goed weerspiegelt.

De restaurantbestedingen en autoverkopen zagen er ook zwak uit, wat aantoont dat de Chinese consumenten nog steeds aarzelen om hun portemonnee te trekken na jaren van harde lockdowns en een vastgoeddaling die hun rijkdom heeft aangetast (tot 70% van de rijkdom van Chinese gezinnen zit in vastgoed).

Niet voor niets is er sprake van deflatie in China. Het is nu al het vierde kwartaal op rij dat de gemiddelde prijzen in China dalen. In maart bleven de prijzen voor zowel nieuwe als bestaande woningen dalen, waardoor de hoop op een opleving tijdens het traditioneel drukke lenteseizoen vervloog.