Beste abonnee,
De Amerikaanse belegger John C. Bogle (1929-2019) stond aan de wieg van het indexbeleggen en wordt gezien als ‘de vader van het passief beleggen’. Hij kwam er tijdens zijn studie achter dat veel actief beheerde beleggingsfondsen na aftrek van de kosten slecht presteerden. Dit motiveerde hem om The Vanguard Group op te richten in 1974. Het eerste indexfonds voor particuliere beleggers volgde in 1976, en tegenwoordig is indexbeleggen niet meer weg te denken uit het financiële landschap.
Dat is niet zonder reden: makkelijk en breed gespreid beleggen tegen lage kosten is hiermee voor iedereen een mogelijkheid geworden. Er is geen groot verschil meer tussen een vermogende en een startende belegger: iedereen kan indexbeleggen en profiteren van de verdere stijging van de beurzen. Zelfs de beroemde belegger Warren Buffett is een voorstander van indexbeleggen. Hij gelooft dat de gemiddelde belegger zijn geld beter in een S&P 500 indexfonds steekt omdat de S&P 500 het op lange termijn meestal beter doet dan actief beheerde fondsen.
Om zijn punt te bewijzen ging Buffett in 2007 een weddenschap van 1 miljoen dollar aan met Protégé Partners. Hij beweerde dat een S&P indexfonds het beter zou doen over een periode van tien jaar dan de selecties van Protégé Partners, en in 2017 bleek dat hij het bij het rechte eind had: de keuze van Warren Buffett, Vanguard 500 Index Fund Admiral Shares, had een jaarlijks samengesteld rendement van 7,1 procent, terwijl het mandje van Protégé Partners gemiddeld slechts 2,2 procent rendement opleverde.
Het rendement van de S&P 500 tracker van Vanguard was de afgelopen tien jaar bijna 13% per jaar. Waarom dan niet gewoon het pad van de indexbeleggers volgen in plaats van individuele aandelen te kiezen? Wel, er is een keerzijde. De zeven grootste aandelen (waaronder Nvidia, Apple en Microsoft) van de S&P 500 zijn goed voor 30% van de index. Dat komt omdat de S&P 500 een marktgewogen index is, wat betekent dat ieder aandeel naar rato van zijn totale marktwaarde meetelt bij de berekening van de indexstand.
Normaal gesproken vloeit beleggingskapitaal naar aandelen van bedrijven met goede vooruitzichten, mits die niet te duur zijn. Door de populariteit van indexbeleggen wordt het meeste kapitaal echter belegd in de bedrijven met het zwaarste gewicht in de index. En zo worden grote bedrijven beloond omdat ze groot zijn. De groten worden dus nog groter in beurswaarde, dankzij de indexfondsen. En dat zal zo doorgaan tot het verschil te groot wordt en beleggers meer waarde willen of er paniek in de markt komt.
Indien iedereen gelijktijdig trackers op de populaire indices zou verkopen, dan zou de verkoopdruk zwaarder doorwegen op de bedrijven die het zwaarst in de index meetellen. Het opwaartse, zelfversterkende mechanisme zou dan de andere kant doorslaan. Nu weet niemand wanneer de beurs omlaag gaat of wanneer er een crash komt, maar eens in de zoveel jaar moeten we eraan geloven. Na jarenlange opgaande beurzen, torenhoge aandelenwaarderingen, en escalerende geopolitieke spanningen kan het moment wel eens dichtbij zijn. Voelt ook Warren Buffett de bui hangen, en verkocht zijn Berkshire Hathaway daarom recent een aanzienlijk deel aandelen van Apple?
Vooralsnog blijven de indexbeleggers echter gelijk hebben, en behalen ze gemiddeld een rendement van ruim 10% per jaar. Een bijna gegarandeerd rendement… tot de markt tot inkeer komt en actief beleggen weer gaat lonen.
Beste groeten,
Peter Tros