Beste abonnee,

Vorig jaar leverde ik het leidende essay aan voor het boek “Ontwijken of Ontwaken”, waarin 31 mensen hun eigen verhaal doen over hoe ze precies wakker werden.

Míjn verhaal vindt u hieronder. Wil u de redacteuren van dit fijne boek steunen, bestel het dan even bij de collega’s van Tijdboek Lumens. Kost 24,95 EUR, en is de moeite waard. 

Beste groeten,

Brecht

“Leaving the Shire”

Het grootste deel van mijn leven ben ik elke morgen fysiek wakker geworden in Dranouter, een klein dorpje in West-Vlaanderen, aan de Franse grens. Maar zoals dat gaat met kleine dorpjes, zijn de geesten daar niet heel erg open. 

De term ‘steyfister’, bijvoorbeeld, (stedeling) was daar een scheldwoord, en van de wereldproblematiek trekt men zich daar niet veel aan. Alles gaat er zijn gewone gangetje, op veilige afstand van de stad.

Voor een mens met een drang om meer te weten, echter, kan zo’n veilige plaats na verloop van tijd versmachtend werken, vooral omdat men zo’n levenshouding niet goed begrijpt: “Het leven is toch oké, waarom maak je het zo moeilijk?”

Ik deed dus als jongere gewoon mee: van kermis naar kermis, en van fuif naar fuif. Veel drinken, en veel kluchten vertellen, zodat je erbij hoort. Ik was er zelfs goed in, en zie ik jeugdvrienden terug, dan spreken we over “goede” tijden.

Maar toch knaagde er iets bij mij. Was dit alles wat er was? Wat met het politieke, het filosofische, ja zelfs het spirituele? “Ach man, dat? Pff. Je bent veel te slim om gelukkig te kunnen zijn” is de zin die ik het meest moest horen.

Misschien is dat waar, al gaat het in dit geval niet over intelligentie, maar over bewustzijn, wat niet hetzelfde is. Intelligentie is het vermogen om contradicties op te lossen. Bewustzijn is het vermogen is om ze te herkennen. 

En wat daarbij belangrijk is: het ene volgt absoluut niet uit het andere! In mijn dorp zijn er veel intelligente mensen, maar dat impliceert nog niet dat zij zich ook ten volle bewust zouden zijn van de contradicties die hun leven beheersen.

“Het leven is hier goed”, zo houden mijn ex-dorpsgenoten me graag voor, maar tegelijk blijkt het leven er zo “goed” te zijn dat er een enorme eenzaamheid heerst, vooral onder de ouderen. Het wintert niet enkel in de winter…

Nog eentje? “In de stad kent men niet eens zijn eigen buren”, zo luidt de boutade. Maar men vergeet dat dorpen zoals Dranouter heden ten dage niet veel meer dan slaapplaatsen zijn voor wie in de stad gaat werken.

Velen lijken niet te beseffen dat er op sociaal vlak nog maar een fractie te doen valt van wat er vijftig jaar geleden gebeurde: er is geen voetbalploeg meer, en zelfs bakker noch slager, laat staan een fanfare.

De dorpen zijn met andere woorden doodgebloed, maar de mensen die in die plaatsjes wonen kijken naar hun dorp als ouders die kijken naar hun kinderen: ze staan er zo dicht bij dat zij zelf niet kunnen zien hoe snel ze groeien. 

Pas wanneer nonkel op bezoek komt, is er zo’n moment van besef: “De tijd gaat toch snel hè”. Wel, laat me dan de nonkel van mijn eigen dorp zijn: iedere keer wanneer ik er kom, zie ik hoezeer de zaken achteruitgaan. 

En iedere keer weer, hoor ik ook hoe men denkt dat dit een natuurlijke evolutie is. Als monetair econoom kan ik vastberaden zeggen: dat is het geenszins! Het is het logische gevolg van een bewust gepleegde misdaad: valsemunterij.

In termen van het platteland: als ik een liter melk neem, en ik doe daar een liter water bij, dan heb ik twee liter melk. Maar de voedingswaarde per centiliter zakt. Dat, en niets anders, is inflatie.

En wat doet de overheid met de koopkracht die ze op die manier van de burger steelt? Allerlei onzinnige subsidieprogramma’s op touw zetten, die toch alleen maar de grote bedrijven ten goede komen.

Mocht dat louter het enige gevolg zijn, dan viel de schade nog te overzien. Maar dat toevoegen van de melk – dat plegen van de misdaad die inflatie heet – dat gebeurt altijd érgens.

Net zoals het water dat je bij de melk giet bovenaan het glas in de melk komt, net op die manier komt vers gedrukt geld bovenaan in de economie terecht: bij de grootste bedrijven eerst.

Met dat geld gaan ze dan een prijzenslag houden: ze gaan concurreren met de vele middelgrote bedrijven die de ruggengraat van onze economie uitmaken. In een vrije samenleving schat ik hun percentage op zo’n 80 %!

Die middenklasse is wat de samenleving vrij houdt. Het zijn de enigen die onafhankelijk de waarheid kunnen spreken (niet in loondienst) maar ook niet groot genoeg zijn om de rest te domineren (zoals kapitaalgroepen doen).

Want wat is het gevolg van die steeds lagere rentes? Simpel: dat steeds meer van die middel-bedrijven failliet gaan, en er op den duur enkel nog “muggen” (freelancers) en “mastodonten” (multi-nationals) overschieten.

Dus als Gorki zingt: “De middenstand regeert het land”, dan kan hij niet fouter zijn. De Centrale Banken regeren het land, en de middenstand, die gaat er langzaam maar zeker aan.

Mochten mijn collega-Dranouternaars zich ondertussen afvragen wat dat met hen te maken heeft, dan wil ik dat hier op de meest concrete wijze illustreren, met een tastbaar voorbeeld uit de landbouw.

Vroeger had je boertjes, her en der. Ze hadden misschien tien koeien, en een paar hectare weiland. De productie was heel erg kleinschalig, en op die manier had je grote variatie in zowel kwaliteit als kwantiteit. 

Maar sinds de jaren ’70 – sinds 15 augustus 1971, om precies te zijn – kwam er een einde aan de overlevingskansen van die idyllische kleinschaligheid. En dit door een beslissing waar toentertijd geen dorpeling ooit van had gehoord.

Die beslissing was het sluiten van het goudvenster door Nixon, waardoor overheden, overal ter wereld, zoveel geld bij konden printen als ze wilden. Dat was het begin van het einde voor dorpen, overal ter wereld.

Daar waar men voor die datum namelijk nog het recht had om de tegenwaarde van geld in goud op te vragen, werd met die eenzijdige Amerikaanse beslissing een streep onder die periode getrokken.

De gevolgen waren ernaar. Terwijl het conversierecht van geld in goud historisch altijd al een rem was op de macht van de banken om te veel geld bij te drukken, was die garantie nu met een pennentrek teniet gedaan.

En dát – niets anders – is ervoor verantwoordelijk dat het dorpsleven niet meer is wat het geweest is. Dát is waarom de boeren nu slaven zijn van de agro-industrie. Dát is waarom de caféhouders nu slaven zijn van de brouwers. 

Dát is waarom vele kappers nu niet meer zelfstandig zijn, zoals vroeger, maar nog slechts werknemers in wat ooit hun eigen bedrijf was. Dát is waarom de hele economie centraliseert in steeds grotere conglomeraten. 

En dus is de aftakeling van het dorpsleven een direct gevolg van de centralisatie van kapitaal, wat op zich weer een gevolg is van de artificieel lage rentes, wat op zich weer een gevolg is van de werkzaamheden van Centrale Banken.

Of vindt u het normaal, misschien, collega-Dranouternaar, dat u uw vlees in de stad gaat kopen, voorverpakt in de grote supermarktketens, terwijl dat vroeger gewoon bij Frans Vandroemme gebeurde?

Die had de beste saucissen van het Westelijk halfrond. Punt aan de lijn. Maar dat mag niet meer. Alles moet nu groter, en “professioneler”. Ja, ik ben een romanticus. Wim Sonneveld. Het dorp. Dat soort dingen.

“Want ziet, hoe rijk het leven is. Ze zien de televisiequiz. En wonen in betonnen dozen. Met flink veel glas, dan kun je zien, hoe of het bankstel staat bij Mien en d’r dressoir met plastic rozen.”

Na een dag te werken (slaven) in de stad, komt men uitgeput thuis, en wil men maar één ding: de zetel. Dat de file waarin men gestaan heeft, een direct gevolg is van de lage rentestand, dat beseft men niet eens meer.

Nochthans is het logisch: hoe groter bedrijven worden, hoe meer werk gecentraliseerd geraakt op een paar plaatsen. Ach, de dingen die je kunt uitleggen met de rentestand! Men moest eens weten. 

Maar men weet niets. Men wordt geprogrammeerd, van dag tot dag, via de tell-a-vision, die u gelukkig nog vertelt wat er die dag allemaal gebeurd is. Anders had u geen leven meer! 

De jarenlange vermoeidheid die u voelt, dat onwezenlijke gevoel niet uw echte leven te leiden, dat ‘aperitiefje’ dat u ook dikwijls ’s avonds en alleen drinkt – is het dan nog een aperitiefje? – zouden tekenen aan de wand moeten zijn.

Hier heeft Gorki wel gelijk: “Soms vraagt een mens zich af hoe we het in godsnaam overleven. De nacht vol boze dromen, en de wekker om half zeven. De heldentocht in de file, de heldentocht naar de discotheek …” 

Nog één “aperitiefje”, en de prangende vraag voor wiens heilige we deze mallemolen eigenlijk aan de gang houden, wordt weer even verdoofd en onder de mentale mat geschoven.

Maar vergis u niet: de rekening komt. Zoals Ayn Rand ooit zei: “Men kan de realiteit negeren, maar niet de gevolgen van het negeren van de realiteit.” Wakker zijn, dat betekent dat u zich bewust wordt van uw eigen contradicties.

Zo hoorde ik op café ooit iemand opscheppen dat ie een spiksplinternieuwe keuken gekocht had van wel 20.000 EUR — en een kwartier later dat supermarktketen Lidl tegenwoordig héérlijke opwarmmaaltijden aanbiedt. 

Zijn we helemaal gek geworden? Zo lijkt het wel, want die opwarmmaaltijd eet men nota bene nog op voor tv, terwijl men kijkt naar … een kookprogramma. Sssst, ik ben aan het kijken!

Zwijg me dus van het authentieke dorpsleven: mocht het écht authentiek geweest zijn, dan was ik daar blijven wonen. Maar het was precies het gevoel dat het allesbehalve authentiek was, dat mij deed vertrekken.

Zeg ik dit uit rancune? Geenszins. Alleen: als je als bewuste mens nog even terugkeert, en je niet eens een pintje kan gaan drinken in je vroegere stamcafé omwille van het niet hebben van een COVID Safe Ticket – dat doet pijn.

En dus zit ik buiten mijn koffie te drinken, op het terras van Café De Zon, op een vale dinsdagavond in februari, en wie naar buiten gaat uit het warme café, die denkt: “Ach, die Brecht, die is altijd een beetje speciaal geweest”.

Soms spreekt er mij wel iemand aan, die mij uit beleefdheid vraagt waarom ik mij niet ‘gewoon’ laat vaccineren, zodat ik toch binnen kan. Moet ik dan werkelijk beginnen uitleggen dat de Postulaten van Koch nog nooit vervuld zijn?

Dat de infectietheorie nog nooit bewezen is? Of sterker nog, dat ‘virussen’, of wat daar tenminste voor moet doorgaan, nog nooit geïsoleerd zijn? Tja. Dat doe je dus niet. Er is geen beginnen aan. Je zit daar aan je tafeltje, en je zwijgt.

En na het vertrek van nog een stamgast, die je een licht onderkoelde opmerking geeft over de verantwoordelijkheid die we allen dragen voor de gezondheid van anderen – lees: vaccineer jezelf – voelt de winterkou net iets warmer aan.

En dan kijk ik naar de kraaien die rusten op de nok van mijn dorpskerk waar ook al in jaren geen Heilige Mis meer opgedragen is, en dan denk ik: “Verdorie, duivelse aanbidders van de Mammon, jullie zijn aan de winnende hand.”

Maar niet lang meer, zo helpe mij God.

Brecht Arnaert

Brecht Arnaert (Ieper, 1981) is een Vlaams conservatief denker. Hij publiceerde vroeger voornamelijk over politiek (De Standaard, De Morgen, Doorbraak,…) maar tegenwoordig is zijn aandacht verschoven naar de crisis van de Europese identiteit en de rol die een vernieuwd christendom hierin kan spelen. Eerder publiceerde hij “De Terugkeer van de Koning”, een essay waarin hij voorstelt terug te keren naar de klassieke Trias Politica van Kerk, Koning en Kapitaal. In de laatste twee jaar is hij actief in het ontmantelen van de virus-illusie, en in het propageren van de Germaanse Geneeskunde van Dr. Geerd Ryke Hamer, als alternatief op het huidige materialistische, dualistische medische paradigma.

Telegram: t.me/brechtzegt